Wat ik zeg!
Voor het online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek Neerlandistiek (Neerlandistiek.nl) schreef ik een artikel over de constructie “wat ik zeg”. Dit zinnetje wordt de laatste tijd opvallend veel gebruikt, met name door voetballers in interviews. Maar wat is dit eigenlijk voor zinnetje? Wat maakt het zo aantrekkelijk om te gebruiken? En wat betekent het precies? In dit artikel neem ik een aantal interviews van voetballers uit de Nederlandse competitie onder de loep, op zoek naar antwoorden.
Het zal niemand zijn ontgaan: het Nederlandse voetbalsucces. “We” doen weer mee op het Europese toneel na de zinderende Champions League overwinningen van Ajax, en ook op nationaal niveau kan de voetballiefhebber de komende weken zijn hart ophalen.
Dat Nederlands (internationaal) voetbalsucces gepaard gaat met spannende taalontwikkelingen, blijft haast onopgemerkt door alle kunststukjes op het veld. Iedere liefhebber herinnert zich wel de sierlijke Zidane-pirouette van Dušan Tadić, de minutieuze vrije trap van Lasse Schöne en de torenhoge kopbal van Matthijs de Ligt. Met de halve CL-finales van Ajax tegen de “Spurs”, de Bekerfinale tussen Ajax en Willem II en de ontknoping van de Eredivisie in aantocht, zal de gedachte aan deze acties vele voetbalharten sneller doen kloppen. De talloze voor- en nabeschouwingen rondom de voetbalwedstrijden zetten echter niet alleen de schijnwerpers op de fysieke prestaties van de voetballers, maar ook op iets heel anders: hun taalgebruik. We weten al langer dat er op het niveau van woordenschat veel gebeurt tijdens grootschalige voetbalevenementen. Denk maar aan het Sambavoetbalwoordenboekje dat het Instituut voor de Nederlandse taal uitbracht in 2014. Deze digitale woordenlijst bevat allerlei neologismen die ontstonden tijdens het WK voetbal in Brazilië, van juichpak tot doellijntechnologie. Ook René Appel schreef eerder al uitvoerig over het jargon rond de voetbalvelden in zijn boek Voetbaltaal (1990). In dit artikel wil ik de aandacht vestigen op een ogenschijnlijk nieuwe uitdrukking die voetballers de laatste tijd opvallend veel gebruiken. Het gaat om het zinnetje “wat ik zeg”, veel gehoord in interviews: “wat ik zeg, daarna maken we ook nog de 5-0”. Deze uitdrukking doet vooral denken aan stopzinnetjes als “zal ik maar zeggen”, “zeg maar”, “weet je”, “ja toch” en “je weet toch”, maar het is de vraag of er niet meer te zeggen valt over dit type gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord wat.
Klik hier om verder te lezen.
Nog geen reacties.